volksoproer
  • volks·op·roer
enkelvoud meervoud
naamwoord volksoproer volksoproeren
verkleinwoord

het volksoproero

  1. opstand waar grote delen van de bevolking aan deelnemen
     Man, een compleet volksoproer. Demonstratie van buurtbewoners tegen de bezetting.[2]
     Lam staat onder druk van Peking om een einde te maken aan de protesten die inmiddels als drie maanden aanhouden. Vorige week trok ze een omstreden wet in die uitlevering aan China makkelijker maakte. De wet was de directe aanleiding voor de volksoproer, maar het verzet een bredere uiting geworden van onvrede.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Leider Hongkong wil met inwoners in dialoog” (17 sep. 2019), De Telegraaf