vocaal
- vo·caal
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘klinker’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van het Latijnse vōx (stem, geluid) met het achtervoegsel -aal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vocaal | vocalen |
verkleinwoord | - | - |
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vocaal | vocaler | vocaalst |
verbogen | vocale | vocalere | vocaalste |
partitief | vocaals | vocalers | - |
vocaal
- tot de stem behorend [3]
- uitgevoerd door of bestemd voor uitvoering met de stem
- ▸ Jacobs is een specialist in de vocale muziek uit de zeventiende en achttiende eeuw. Hij werd gebeten door de muziekmicrobe toen hij als koorknaap Gregoriaans mocht zingen in de Gentse Sint-Baafskathedraal. Hij werd beroepszanger en ging klassieke talen studeren.[4]
- Het woord vocaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vocaal" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "vocaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vocaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ vocaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron llc“Gentse cultuurprijs voor René Jacobs” (23/06/2006), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be