verzuren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van verzuren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		verzuren			te verzuren
	toekomend		zullen verzuren			te zullen verzuren
voltooid	tegenwoordig		zijn verzuurd			te zijn verzuurd
	toekomend		verzuurd zullen zijn			verzuurd te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	verzurend		verzuurd			ev. verzuur	mv. verouderd verzuurt	verzure
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	verzuur	verzuurt	verzuurt	verzuurt	verzuurt	verzuren	verzuren	verzuren
verleden (o.v.t.)	verzuurde	verzuurde	verzuurde	verzuurde	verzuurde	verzuurden	verzuurden	verzuurden
toekomend (o.t.t.t.)	zal verzuren	zult/zal verzuren	zult/zal verzuren	zult verzuren	zal verzuren	zullen verzuren	zullen verzuren	zullen verzuren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou verzuren	zou verzuren	zou(dt) verzuren	zoudt verzuren	zou verzuren	zouden verzuren	zouden verzuren	zouden verzuren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben verzuurd	bent verzuurd	bent/is verzuurd	zijt verzuurd	is verzuurd	zijn verzuurd	zijn verzuurd	zijn verzuurd
verleden (v.v.t.)	was verzuurd	was verzuurd	was verzuurd	waart verzuurd	was verzuurd	waren verzuurd	waren verzuurd	waren verzuurd
toekomend (v.t.t.t.)	zal verzuurd zijn	zal/zult verzuurd zijn	zult/zal verzuurd zijn	zult verzuurd zijn	zal verzuurd zijn	zullen verzuurd zijn	zullen verzuurd zijn	zullen verzuurd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou verzuurd zijn	zou verzuurd zijn	zou/zoudt verzuurd zijn	zoudt verzuurd zijn	zou verzuurd zijn	zouden verzuurd zijn	zouden verzuurd zijn	zouden verzuurd zijn