Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: verzagen


  • ver·sa·gen
  • Leenwoord uit Duits verzagen, in de betekenis van ‘de moed verliezen’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • van het Duits (met het voorvoegsel ver-) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
versagen
versaagde
versaagd
zwak -d volledig

versagen

  1. ergatief, inergatief de moed opgeven
    • Dit impliceert dat een collectieve verantwoordelijkheid versaagd is in de afgelopen decennia. 
    • Er wordt niet versaagd in de rustperiode. 
51 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[3]


  • ver·sa·gen
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
versagen
versagte
versagt
volledig

versagen

  1. ergatief falen, tekort schieten, in gebreke blijven, het laten afweten, er niet in slagen
    «"Der öffentliche Dienst ist überdimensioniert und die Rekrutierung von Personal erfolgt immer noch eher nach Beziehungen denn nach Leistung. Der Sozialstaat ächzt unter hohen Leistungen für Renten, versagt aber bei der wirkungsvollen Armutsbekämpfung.”»[2]
    "Het ambtenarenapparaat is te groot en de aanwerving van medewerkers gebeurt nog steeds op basis van relaties in plaats van verdienste. De welvaartsstaat kreunt onder de hoge uitkeringen voor pensioenen, maar slaagt er niet in de armoede effectief aan te pakken."
  2. overgankelijk weigeren, afwijzen
  1.   Weblink bron „versagen“ in:
    Wolfgang Pfeifer et al.
    Etymologisches Wörterbuch des Deutschen (1993), digitalisierte und von Wolfgang Pfeifer überarbeitete Version im Digitalen Wörterbuch der deutschen Sprache op dwds.de  
  2.   Weblink bron
    Thomas Kohlmann
    “EU-Hilfen für Italien: Gut gemeint, schlecht genutzt?” (11 januari 2021) op dw.com