Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: versagen


 
verzagen van een boomstam
  • ver·za·gen

verzagen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verzagen
verzaagde
verzaagd
zwak -d volledig
  1. in kleinere stukken zagen
    • Er begint verder een proef in de Brammelerstraat met het verzagen van de grote natuurstenen platen die een karrenspoor in het winkelerf vormen. Ze breken en liggen los, vooral het gevolg van zwaar vrachtverkeer. Er volgt een onderzoek naar (on)mogelijkheden om het zware vrachtverkeer te weren uit de binnenstad. [2] 
    • Klaas en Marion kozen voor toevallig beschikbare materialen. De dode eiken op het erf werden verwerkt in de vloeren. ,,Mijn opa was meubelmaker, van hem heb ik geleerd hoe je bomen het best kunt verzagen tot planken om de mooiste tekening te krijgen." [3] 
vervoeging van
verzien

verzagen

  1. meervoud verleden tijd van verzien
    • Wij verzagen. 
    • Jullie verzagen. 
    • Zij verzagen. 
90 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]


  • ver·za·gen
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verzagen
verzagte
verzagt
volledig

verzagen

  1. ergatief de moed opgeven
    «"Die Corona-Pandemie hat die Ära der Globalisierung in ihrer jetzigen Form beendet. Das trifft die Exportnation Deutschland. Doch nicht verzagen: Ökonomen empfehlen Deutschland ein wirtschaftliches Makeover.»[2]
    De Corona-pandemie heeft een einde gemaakt aan het tijdperk van globalisering in zijn huidige vorm. Dit treft Duitsland als exportland. Maar wanhoop niet: economen bevelen een economische make-over voor Duitsland aan.
  1.   Weblink bron „verzagen“ in:
    Wolfgang Pfeifer et al.
    Etymologisches Wörterbuch des Deutschen (1993), digitalisierte und von Wolfgang Pfeifer überarbeitete Version im Digitalen Wörterbuch der deutschen Sprache op dwds.de  
  2.   Weblink bron
    Hannah Fuchs
    “Globalisierung: Muss Deutschland sich neu erfinden?” (30 juni 2020) op dw.com