• ver·rij·ken
  • Afgeleid van rijk met het voorvoegsel ver- met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verrijken
verrijkte
verrijkt
zwak -t volledig

verrijken

  1. overgankelijk rijker maken
    • De grond werd verrijkt met mineralen. 
  2. wederkerend zich ~ vaak op oneigenlijke of verwerpelijke wijze zorgen dat men rijk wordt
    • De familieleden van het bewind verrijkten zich door winstgevende opdrachten van de machthebbers. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be