verontwaardigen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van verontwaardigen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verontwaardigen | te verontwaardigen | ||||||
toekomend | zullen verontwaardigen | te zullen verontwaardigen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verontwaardigd | te hebben verontwaardigd | ||||||
toekomend | verontwaardigd zullen hebben | verontwaardigd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
verontwaardigend | verontwaardigd | ev. verontwaardig |
mv. verouderd verontwaardigt |
verontwaardige | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | verontwaardig | verontwaardigt | verontwaardigt | verontwaardigt | verontwaardigt | verontwaardigen | verontwaardigen | verontwaardigen | |
verleden (o.v.t.) | verontwaardigde | verontwaardigde | verontwaardigde | verontwaardigde | verontwaardigde | verontwaardigden | verontwaardigden | verontwaardigden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal verontwaardigen | zult/zal verontwaardigen | zult/zal verontwaardigen | zult verontwaardigen | zal verontwaardigen | zullen verontwaardigen | zullen verontwaardigen | zullen verontwaardigen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verontwaardigen | zou verontwaardigen | zou(dt) verontwaardigen | zoudt verontwaardigen | zou verontwaardigen | zouden verontwaardigen | zouden verontwaardigen | zouden verontwaardigen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verontwaardigd | hebt verontwaardigd | hebt/heeft verontwaardigd | hebt verontwaardigd | heeft verontwaardigd | hebben verontwaardigd | hebben verontwaardigd | hebben verontwaardigd | |
verleden (v.v.t.) | had verontwaardigd | had verontwaardigd | had verontwaardigd | hadt verontwaardigd | had verontwaardigd | hadden verontwaardigd | hadden verontwaardigd | hadden verontwaardigd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal verontwaardigd hebben | zal/zult verontwaardigd hebben | zult/zal verontwaardigd hebben | zult verontwaardigd hebben | zal verontwaardigd hebben | zullen verontwaardigd hebben | zullen verontwaardigd hebben | zullen verontwaardigd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verontwaardigd hebben | zou verontwaardigd hebben | zou/zoudt verontwaardigd hebben | zoudt verontwaardigd hebben | zou verontwaardigd hebben | zouden verontwaardigd hebben | zouden verontwaardigd hebben | zouden verontwaardigd hebben |