• ver·ont·waar·di·gen

verontwaardigen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verontwaardigen
verontwaardigde
verontwaardigd
zwak -d volledig
  1. boos maken; woedend maken; sterk afkeuren
    • Het zou ons tot op het bot moeten verontwaardigen dat de bombardementen, chemische aanvallen en wreedheden tegen de burgerbevolking nog steeds in alle vormen doorgaan. Het zou ons witheet van woede moeten maken dat de massamoord in Oost-Ghouta, een buitenwijk van Damascus, zich in volle hevigheid, maar onder onze internationale radar voltrekt. [3] 
    • Ik wil echter in deze uitspraak geen veroordeeling gelegd zien van onze maatschappelijke ontwikkeling. Het is even onzinnig de onafwendbare ontwikkeling der maatschappij goed of af tekeuren, als zich te verontwaardigen over den loop der jaargetijden. [4]