verlossen
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
verlossen | verlossend |
verlossing | verlost |
- ver·los·sen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verlossen |
verloste |
verlost |
zwak -t | volledig |
verlossen
- overgankelijk (letterlijk) van ketenen bevrijden; (overdrachtelijk) vrij maken van iets schadelijks
- Die behandeling verloste hem eindelijk van die vreselijke hoofdpijnen.
- overgankelijk (biologie), (medisch) een vrouw geneeskundig bijstaan bij de bevalling
- Verlosser, verlosbed, verloskamer, verloskunde, verloskwartier, verlosser, verlossing, verlosster, verlostang
1. daadwerkelijk of overdrachtelijk van ketenen bevrijden
- Het woord verlossen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verlossen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ verlossen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be