verlossen
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
verlossen | verlossend |
verlossing | verlost |
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·los·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verlossen |
verloste |
verlost |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
verlossen
- overgankelijk daadwerkelijk of overdrachtelijk van ketenen bevrijden
- Die behandeling verloste hem eindelijk van die vreselijke hoofdpijnen.
Afgeleide begrippen
- Verlosser, verlosbed, verloskamer, verloskunde, verloskwartier, verlosser, verlossing, verlosster, verlostang
Vertalingen
1. daadwerkelijk of overdrachtelijk van ketenen bevrijden
Gangbaarheid
- Het woord verlossen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "verlossen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ verlossen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be