Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·los·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verloskamer verloskamers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de verloskamerv / m

  1. (medisch) kamer in een ziekenhuis waar de bevallingen plaatsvinden

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen