verkolen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van verkolen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verkolen | te verkolen | ||||||||
toekomend | zullen verkolen | te zullen verkolen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn verkoold | te zijn verkoold | ||||||||
toekomend | verkoold zullen zijn | verkoold te zullen zijn | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verkolend | verkoold | ev. verkool |
mv. verouderd verkoolt |
verkole | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verkool | verkoolt | verkoolt | verkoolt | verkoolt | verkolen | verkolen | verkolen | |||
verleden (o.v.t.) | verkoolde | verkoolde | verkoolde | verkoolde | verkoolde | verkoolden | verkoolden | verkoolden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verkolen | zult/zal verkolen | zult/zal verkolen | zult verkolen | zal verkolen | zullen verkolen | zullen verkolen | zullen verkolen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verkolen | zou verkolen | zou(dt) verkolen | zoudt verkolen | zou verkolen | zouden verkolen | zouden verkolen | zouden verkolen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verkoold | bent verkoold | bent/is verkoold | zijt verkoold | is verkoold | zijn verkoold | zijn verkoold | zijn verkoold | |||
verleden (v.v.t.) | was verkoold | was verkoold | was verkoold | waart verkoold | was verkoold | waren verkoold | waren verkoold | waren verkoold | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verkoold zijn | zal/zult verkoold zijn | zult/zal verkoold zijn | zult verkoold zijn | zal verkoold zijn | zullen verkoold zijn | zullen verkoold zijn | zullen verkoold zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verkoold zijn | zou verkoold zijn | zou/zoudt verkoold zijn | zoudt verkoold zijn | zou verkoold zijn | zouden verkoold zijn | zouden verkoold zijn | zouden verkoold zijn | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verkoold worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verkoold | er is verkoold | |||||||||
verleden | er werd verkoold | er was verkoold | |||||||||
toekomend | er zal verkoold worden | er zal verkoold zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verkoold worden | er zou verkoold zijn | |||||||||
lijdende vorm verkoold worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verkoold worden | verkoold te worden | ||||||||
toekomend | verkoold zullen worden | verkoold te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verkoold zijn | verkoold te zijn | ||||||||
toekomend | verkoold zullen zijn | verkoold te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verkoold | wordt verkoold | wordt verkoold | wordt verkoold | wordt verkoold | worden verkoold | worden verkoold | worden verkoold | |||
verleden (o.v.t.) | werd verkoold | werd verkoold | werd verkoold | werdt verkoold | werd verkoold | werden verkoold | werden verkoold | werden verkoold | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verkoold worden | zult verkoold worden | zult verkoold worden | zult verkoold worden | zal verkoold worden | zullen verkoold worden | zullen verkoold worden | zullen verkoold worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verkoold worden | zou verkoold worden | zou/zoudt verkoold worden | zoudt verkoold worden | zou verkoold worden | zouden verkoold worden | zouden verkoold worden | zouden verkoold worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verkoold | bent verkoold | bent/is verkoold | zijt verkoold | is verkoold | zijn verkoold | zijn verkoold | zijn verkoold | |||
verleden (v.v.t.) | was verkoold | was verkoold | was verkoold | waart verkoold | was verkoold | waren verkoold | waren verkoold | waren verkoold | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verkoold zijn | zult verkoold zijn | zult verkoold zijn | zult verkoold zijn | zal verkoold zijn | zullen verkoold zijn | zullen verkoold zijn | zullen verkoold zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verkoold zijn | zou verkoold zijn | zou/zoudt verkoold zijn | zoudt verkoold zijn | zou verkoold zijn | zouden verkoold zijn | zouden verkoold zijn | zouden verkoold zijn |