verkoeveren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van verkoeveren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		verkoeveren			te verkoeveren
	toekomend		zullen verkoeveren			te zullen verkoeveren
voltooid	tegenwoordig		verkoeverd			te verkoeverd
	toekomend		verkoeverd zullen			verkoeverd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	verkoeverend		verkoeverd			ev. verkoever	mv. verouderd verkoevert	verkoevere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	verkoever	verkoevert	verkoevert	verkoevert	verkoevert	verkoeveren	verkoeveren	verkoeveren
verleden (o.v.t.)	verkoeverde	verkoeverde	verkoeverde	verkoeverde	verkoeverde	verkoeverden	verkoeverden	verkoeverden
toekomend (o.t.t.t.)	zal verkoeveren	zult/zal verkoeveren	zult/zal verkoeveren	zult verkoeveren	zal verkoeveren	zullen verkoeveren	zullen verkoeveren	zullen verkoeveren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou verkoeveren	zou verkoeveren	zou(dt) verkoeveren	zoudt verkoeveren	zou verkoeveren	zouden verkoeveren	zouden verkoeveren	zouden verkoeveren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij