verijzen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van verijzen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		verijzen			te verijzen
	toekomend		zullen verijzen			te zullen verijzen
voltooid	tegenwoordig		zijn verijsd			te zijn verijsd
	toekomend		verijsd zullen zijn			verijsd te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	verijzend		verijsd			ev. verijs	mv. verouderd verijst	verijze
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	verijs	verijst	verijst	verijst	verijst	verijzen	verijzen	verijzen
verleden (o.v.t.)	verijsde	verijsde	verijsde	verijsde	verijsde	verijsden	verijsden	verijsden
toekomend (o.t.t.t.)	zal verijzen	zult/zal verijzen	zult/zal verijzen	zult verijzen	zal verijzen	zullen verijzen	zullen verijzen	zullen verijzen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou verijzen	zou verijzen	zou(dt) verijzen	zoudt verijzen	zou verijzen	zouden verijzen	zouden verijzen	zouden verijzen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben verijsd	bent verijsd	bent/is verijsd	zijt verijsd	is verijsd	zijn verijsd	zijn verijsd	zijn verijsd
verleden (v.v.t.)	was verijsd	was verijsd	was verijsd	waart verijsd	was verijsd	waren verijsd	waren verijsd	waren verijsd
toekomend (v.t.t.t.)	zal verijsd zijn	zal/zult verijsd zijn	zult/zal verijsd zijn	zult verijsd zijn	zal verijsd zijn	zullen verijsd zijn	zullen verijsd zijn	zullen verijsd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou verijsd zijn	zou verijsd zijn	zou/zoudt verijsd zijn	zoudt verijsd zijn	zou verijsd zijn	zouden verijsd zijn	zouden verijsd zijn	zouden verijsd zijn