• ver·hap·stuk·ken
  • In de betekenis van ‘regelen’ voor het eerst aangetroffen in 1885 [1]
  • afgeleid van verhakstukken [2]
  • Samenstellende afleiding van hak en stuk met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verhapstukken
verhapstukte
verhapstukt
zwak -t volledig

verhapstukken

  1. in orde brengen, verwerken
    • ,,Milika heeft de afgelopen jaren nogal wat te verhapstukken gehad op persoonlijk en medisch vlak. Ik heb daar begrip voor, wil haar alle ruimte geven. Elke relatie kent z’n dips. Ik wacht geduldig af, ik hoop heel erg dat het nog goed komt.’’[3] 
    • Bovendien suggereert Pesce het geweld met geluid, maar het blijft buiten beeld. Het maakt de horror gemakkelijker te verhapstukken. Maar dat maakt het alleen maar erger: The Eyes of My Mother zuigt je mee in Fransisca's vervreemdende wereld, maakt haar verknipte geest niet begrijpelijk, maar wel op een gekke manier logisch.[4] 
90 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[5]