Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·hap·stuk·te

Werkwoord

vervoeging van
verhapstukken

verhapstukte

  1. enkelvoud verleden tijd van verhapstukken
    • Ik verhapstukte. 
    • Jij verhapstukte. 
    • Hij, zij, het verhapstukte. 
  2. verbogen vorm van verhapstukt, voltooid deelwoord van verhapstukken