verdagen
- ver·da·gen
- In de betekenis van ‘tot een andere dag uitstellen’ voor het eerst aangetroffen in 1201 [1]
- afgeleid van dag met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verdagen |
verdaagde |
verdaagd |
zwak -d | volledig |
ˈverdagen'
- overgankelijk (juridisch) een zitting opschorten tot een nadere datum
- Er werd besloten de zitting te verdagen.
1. een zitting opschorten tot een nadere datum
- Het woord verdagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verdagen" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "verdagen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ verdagen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be