veraardsen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van veraardsen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		veraardsen			te veraardsen
	toekomend		zullen veraardsen			te zullen veraardsen
voltooid	tegenwoordig		hebben veraardst			te hebben veraardst
	toekomend		veraardst zullen hebben			veraardst te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	veraardsend		veraardst			ev. veraards	mv. verouderd veraardst	veraardse
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	veraards	veraardst	veraardst	veraardst	veraardst	veraardsen	veraardsen	veraardsen
verleden (o.v.t.)	veraardste	veraardste	veraardste	veraardste	veraardste	veraardsten	veraardsten	veraardsten
toekomend (o.t.t.t.)	zal veraardsen	zult/zal veraardsen	zult/zal veraardsen	zult veraardsen	zal veraardsen	zullen veraardsen	zullen veraardsen	zullen veraardsen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou veraardsen	zou veraardsen	zou(dt) veraardsen	zoudt veraardsen	zou veraardsen	zouden veraardsen	zouden veraardsen	zouden veraardsen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb veraardst	hebt veraardst	hebt/heeft veraardst	hebt veraardst	heeft veraardst	hebben veraardst	hebben veraardst	hebben veraardst
verleden (v.v.t.)	had veraardst	had veraardst	had veraardst	hadt veraardst	had veraardst	hadden veraardst	hadden veraardst	hadden veraardst
toekomend (v.t.t.t.)	zal veraardst hebben	zal/zult veraardst hebben	zult/zal veraardst hebben	zult veraardst hebben	zal veraardst hebben	zullen veraardst hebben	zullen veraardst hebben	zullen veraardst hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou veraardst hebben	zou veraardst hebben	zou/zoudt veraardst hebben	zoudt veraardst hebben	zou veraardst hebben	zouden veraardst hebben	zouden veraardst hebben	zouden veraardst hebben
onpersoonlijke lijdende vorm veraardst worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt veraardst				er is veraardst
verleden	er werd veraardst				er was veraardst
toekomend	er zal veraardst worden				er zal veraardst zijn
voorwaardelijk	er zou veraardst worden				er zou veraardst zijn
lijdende vorm veraardst worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		veraardst worden			veraardst te worden
	toekomend		veraardst zullen worden			veraardst te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		veraardst zijn			veraardst te zijn
	toekomend		veraardst zullen zijn			veraardst te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	—	—	—	—	wordt veraardst	—	—	worden veraardst
verleden (o.v.t.)	—	—	—	—	werd veraardst	—	—	werden veraardst
toekomend (o.t.t.t.)	—	—	—	—	zal veraardst worden	—	—	zullen veraardst worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	—	—	—	—	zou veraardst worden	—	—	zouden veraardst worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	—	—	—	—	is veraardst	—	—	zijn veraardst
verleden (v.v.t.)	—	—	—	—	was veraardst	—	—	waren veraardst
toekomend (v.t.t.t.)	—	—	—	—	zal veraardst zijn	—	—	zullen veraardst zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	—	—	—	—	zou veraardst zijn	—	—	zouden veraardst zijn