Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vak·kun·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vakkundig vakkundiger vakkundigst
verbogen vakkundige vakkundigere vakkundigste
partitief vakkundigs vakkundigers -

Bijvoeglijk naamwoord

vakkundig

  1. met veel vakmanschap, blijk gevend van veel vakmanschap
    • Hij was een vakkundige kok, maar helaas te oud om nog een baan te kunnen vinden. 
    • Deze kast een vakkundig meesterwerk. 
     De Renault 4 werd vakkundig ingepakt waarbij elke centimeter werd benut.[1]
Verwante begrippen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be