updaten
- up·da·ten
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘actueel maken’ voor het eerst aangetroffen in 1992 [1]
- afgeleid van update met het achtervoegsel -en
- samenstelling van up en daten [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
updaten |
updatete |
geüpdatet |
zwak -t | volledig |
updaten
- overgankelijk, (informatica) actueler maken, bijwerken
- Kan dat bedrijf alle programma's op alle computers voor ons updaten?
1. (informatica) actueler maken
- Het woord updaten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "updaten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "updaten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ updaten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be