daten
- da·ten
- Afgeleid van het Engelse date (romantische afspraak).
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
daten |
datete |
gedatet |
zwak -t | volledig |
daten
- meerdere dates, afspraakjes maken met iemand
- Ik datete hem een tijdje.
- We hebben eerst een tijd gemaild en ge-sms't en daarna pas gedatet.
- Het woord daten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "daten" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
datar |
daten