• ul·tra·mon·taan
  • via Italiaans ultramontano van Latijn ultra montes "voorbij de bergen", omdat Rome, zetel van de Paus zich voorbij de bergen, namelijk de Alpen, bevindt; in de betekenis van ‘extreem pausgezinde’ aangetroffen in het jaar 1825 [1] [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ultramontaan ultramontaner ultramontaanst
verbogen ultramontane ultramontanere ultramontaanste
partitief ultramontaans ultramontaners -

ultramontaan

  1. (politiek) (historisch) steun gevend aan of horend bij het katholicisme als politieke stroming
  2. (religie) (rooms-katholiek) de autoriteit van de paus benadrukkend
  3. (figuurlijk) zeer toegewijd aan de paus
    • De ultramontaane priester citeerde de Paus vaak in zijn preken. 
enkelvoud meervoud
naamwoord ultramontaan ultramontanen
verkleinwoord - -

de ultramontaanm

  1. (politiek) (historisch) aanhanger van het politiek katholicisme
  2. (religie) (rooms-katholiek) iemand die de autoriteit van de paus benadrukt
  3. (figuurlijk) gedreven aanhanger van de paus