• uit·zon·der·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen uitzonderlijk uitzonderlijker uitzonderlijkst
verbogen uitzonderlijke uitzonderlijkere uitzonderlijkste
partitief uitzonderlijks uitzonderlijkers -

uitzonderlijk

  1. niet alledaags, niet gewoon
    • Hij heeft daarmee een uitzonderlijke prestatie geleverd. 
     NOS-weerman Marco Verhoef laat op Twitter zien dat er in Brabant lokaal windstoten met uitschieters van 110 kilometer per uur zijn gemeten. Dat is volgens hem vrij uitzonderlijk voor deze tijd van het jaar.[1]
     De eremedaille wordt toegekend aan personen met uitzonderlijke verdiensten op het gebied van kunst en wetenschap.[2]

uitzonderlijk

  1. niet alledaags, niet gewoon
     Het pad liep langs het beroemde Crater Lake, een prachtige vulkaankrater gevuld met uitzonderlijk helder, blauw water.[3]
     De boeken hebben één ding gemeen: je zou ‘enorm veel missen als je ze in de originele taal zou lezen, in ieder geval de uitzonderlijk eigen stijl waarin ze geschreven zijn’.[4]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1.   Weblink bron “KNMI: code oranje in het zuidoosten vanwege zware onweersbuien” (19 mei 20), NOS
  2.   Weblink bron “Introdans-oprichter Ton Wiggers krijgt koninklijke onderscheiding en erepenning” (26 juni 2022), NU.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Weblink bron
    Emilia Menkveld
    “Vijf Nederlandse vertalers maken kans op Filterprijs 2020” (13 maart 2020), de Volkskrant
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be