uitsteken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitsteken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitsteken | uit te steken | ||||||||
toekomend | zullen uitsteken uit zullen steken |
te zullen uitsteken uit te zullen steken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgestoken | te hebben uitgestoken | ||||||||
toekomend | uitgestoken zullen hebben | uitgestoken te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitstekend | uitgestoken | ev. steek uit |
mv. verouderd steekt uit |
steke uit (bijzin) uitsteke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | steek uit | steekt uit | steekt uit | steekt uit | steekt uit | steken uit | steken uit | steken uit | |||
verleden (o.v.t.) | stak uit | stak uit | stak uit | staakt uit | stak uit | staken uit | staken uit | staken uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitsteken | zult/zal uitsteken | zult/zal uitsteken | zult uitsteken | zal uitsteken | zullen uitsteken | zullen uitsteken | zullen uitsteken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitsteken | zou uitsteken | zou(dt) uitsteken | zoudt uitsteken | zou uitsteken | zouden uitsteken | zouden uitsteken | zouden uitsteken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitsteek | uitsteekt | uitsteekt | uitsteekt | uitsteekt | uitsteken | uitsteken | uitsteken | |||
verleden (o.v.t.) | uitstak | uitstak | uitstak | uitstaakt | uitstak | uitstaken | uitstaken | uitstaken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitsteken uit zal steken |
zult/zal uitsteken uit zult/zal steken |
zult/zal uitsteken uit zult/zal steken |
zult uitsteken uit zult steken |
zal uitsteken uit zal steken |
zullen uitsteken uit zullen steken |
zullen uitsteken uit zullen steken |
zullen uitsteken uit zullen steken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitsteken uit zou steken |
zou uitsteken uit zou steken |
zou(dt) uitsteken uit zou(dt) steken |
zoudt uitsteken uit zoudt steken |
zou uitsteken uit zou steken |
zouden uitsteken uit zouden steken |
zouden uitsteken uit zouden steken |
zouden uitsteken uit zouden steken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgestoken | hebt uitgestoken | hebt/heeft uitgestoken | hebt uitgestoken | heeft uitgestoken | hebben uitgestoken | hebben uitgestoken | hebben uitgestoken | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgestoken | had uitgestoken | had uitgestoken | hadt uitgestoken | had uitgestoken | hadden uitgestoken | hadden uitgestoken | hadden uitgestoken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgestoken hebben | zal/zult uitgestoken hebben | zult/zal uitgestoken hebben | zult uitgestoken hebben | zal uitgestoken hebben | zullen uitgestoken hebben | zullen uitgestoken hebben | zullen uitgestoken hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgestoken hebben | zou uitgestoken hebben | zou/zoudt uitgestoken hebben | zoudt uitgestoken hebben | zou uitgestoken hebben | zouden uitgestoken hebben | zouden uitgestoken hebben | zouden uitgestoken hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgestoken worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgestoken | er is uitgestoken | |||||||||
verleden | er werd uitgestoken | er was uitgestoken | |||||||||
toekomend | er zal uitgestoken worden | er zal uitgestoken zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgestoken worden | er zou uitgestoken zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgestoken worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgestoken worden | uitgestoken te worden | ||||||||
toekomend | uitgestoken zullen worden | uitgestoken te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgestoken zijn | uitgestoken te zijn | ||||||||
toekomend | uitgestoken zullen zijn | uitgestoken te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgestoken | wordt uitgestoken | wordt uitgestoken | wordt uitgestoken | wordt uitgestoken | worden uitgestoken | worden uitgestoken | worden uitgestoken | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgestoken | werd uitgestoken | werd uitgestoken | werdt uitgestoken | werd uitgestoken | werden uitgestoken | werden uitgestoken | werden uitgestoken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgestoken worden | zult uitgestoken worden | zult uitgestoken worden | zult uitgestoken worden | zal uitgestoken worden | zullen uitgestoken worden | zullen uitgestoken worden | zullen uitgestoken worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgestoken worden | zou uitgestoken worden | zou/zoudt uitgestoken worden | zoudt uitgestoken worden | zou uitgestoken worden | zouden uitgestoken worden | zouden uitgestoken worden | zouden uitgestoken worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgestoken | bent uitgestoken | bent/is uitgestoken | zijt uitgestoken | is uitgestoken | zijn uitgestoken | zijn uitgestoken | zijn uitgestoken | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgestoken | was uitgestoken | was uitgestoken | waart uitgestoken | was uitgestoken | waren uitgestoken | waren uitgestoken | waren uitgestoken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgestoken zijn | zult uitgestoken zijn | zult uitgestoken zijn | zult uitgestoken zijn | zal uitgestoken zijn | zullen uitgestoken zijn | zullen uitgestoken zijn | zullen uitgestoken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgestoken zijn | zou uitgestoken zijn | zou/zoudt uitgestoken zijn | zoudt uitgestoken zijn | zou uitgestoken zijn | zouden uitgestoken zijn | zouden uitgestoken zijn | zouden uitgestoken zijn |