uitspinnen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitspinnen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitspinnen | uit te spinnen | ||||||||
toekomend | zullen uitspinnen uit zullen spinnen |
te zullen uitspinnen uit te zullen spinnen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgesponnen | te hebben uitgesponnen | ||||||||
toekomend | uitgesponnen zullen hebben | uitgesponnen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitspinnend | uitgesponnen | ev. spin uit |
mv. verouderd spint uit |
spinne uit (bijzin) uitspinne | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | spin uit | spint uit | spint uit | spint uit | spint uit | spinnen uit | spinnen uit | spinnen uit | |||
verleden (o.v.t.) | spon uit | spon uit | spon uit | spon uit | spon uit | sponnen uit | sponnen uit | sponnen uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitspinnen | zult/zal uitspinnen | zult/zal uitspinnen | zult uitspinnen | zal uitspinnen | zullen uitspinnen | zullen uitspinnen | zullen uitspinnen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitspinnen | zou uitspinnen | zou(dt) uitspinnen | zoudt uitspinnen | zou uitspinnen | zouden uitspinnen | zouden uitspinnen | zouden uitspinnen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitspin | uitspint | uitspint | uitspint | uitspint | uitspinnen | uitspinnen | uitspinnen | |||
verleden (o.v.t.) | uitspon | uitspon | uitspon | uitspon | uitspon | uitsponnen | uitsponnen | uitsponnen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitspinnen uit zal spinnen |
zult/zal uitspinnen uit zult/zal spinnen |
zult/zal uitspinnen uit zult/zal spinnen |
zult uitspinnen uit zult spinnen |
zal uitspinnen uit zal spinnen |
zullen uitspinnen uit zullen spinnen |
zullen uitspinnen uit zullen spinnen |
zullen uitspinnen uit zullen spinnen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitspinnen uit zou spinnen |
zou uitspinnen uit zou spinnen |
zou(dt) uitspinnen uit zou(dt) spinnen |
zoudt uitspinnen uit zoudt spinnen |
zou uitspinnen uit zou spinnen |
zouden uitspinnen uit zouden spinnen |
zouden uitspinnen uit zouden spinnen |
zouden uitspinnen uit zouden spinnen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgesponnen | hebt uitgesponnen | hebt/heeft uitgesponnen | hebt uitgesponnen | heeft uitgesponnen | hebben uitgesponnen | hebben uitgesponnen | hebben uitgesponnen | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgesponnen | had uitgesponnen | had uitgesponnen | hadt uitgesponnen | had uitgesponnen | hadden uitgesponnen | hadden uitgesponnen | hadden uitgesponnen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgesponnen hebben | zal/zult uitgesponnen hebben | zult/zal uitgesponnen hebben | zult uitgesponnen hebben | zal uitgesponnen hebben | zullen uitgesponnen hebben | zullen uitgesponnen hebben | zullen uitgesponnen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgesponnen hebben | zou uitgesponnen hebben | zou/zoudt uitgesponnen hebben | zoudt uitgesponnen hebben | zou uitgesponnen hebben | zouden uitgesponnen hebben | zouden uitgesponnen hebben | zouden uitgesponnen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgesponnen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgesponnen | er is uitgesponnen | |||||||||
verleden | er werd uitgesponnen | er was uitgesponnen | |||||||||
toekomend | er zal uitgesponnen worden | er zal uitgesponnen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgesponnen worden | er zou uitgesponnen zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgesponnen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgesponnen worden | uitgesponnen te worden | ||||||||
toekomend | uitgesponnen zullen worden | uitgesponnen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgesponnen zijn | uitgesponnen te zijn | ||||||||
toekomend | uitgesponnen zullen zijn | uitgesponnen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgesponnen | wordt uitgesponnen | wordt uitgesponnen | wordt uitgesponnen | wordt uitgesponnen | worden uitgesponnen | worden uitgesponnen | worden uitgesponnen | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgesponnen | werd uitgesponnen | werd uitgesponnen | werdt uitgesponnen | werd uitgesponnen | werden uitgesponnen | werden uitgesponnen | werden uitgesponnen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgesponnen worden | zult uitgesponnen worden | zult uitgesponnen worden | zult uitgesponnen worden | zal uitgesponnen worden | zullen uitgesponnen worden | zullen uitgesponnen worden | zullen uitgesponnen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgesponnen worden | zou uitgesponnen worden | zou/zoudt uitgesponnen worden | zoudt uitgesponnen worden | zou uitgesponnen worden | zouden uitgesponnen worden | zouden uitgesponnen worden | zouden uitgesponnen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgesponnen | bent uitgesponnen | bent/is uitgesponnen | zijt uitgesponnen | is uitgesponnen | zijn uitgesponnen | zijn uitgesponnen | zijn uitgesponnen | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgesponnen | was uitgesponnen | was uitgesponnen | waart uitgesponnen | was uitgesponnen | waren uitgesponnen | waren uitgesponnen | waren uitgesponnen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgesponnen zijn | zult uitgesponnen zijn | zult uitgesponnen zijn | zult uitgesponnen zijn | zal uitgesponnen zijn | zullen uitgesponnen zijn | zullen uitgesponnen zijn | zullen uitgesponnen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgesponnen zijn | zou uitgesponnen zijn | zou/zoudt uitgesponnen zijn | zoudt uitgesponnen zijn | zou uitgesponnen zijn | zouden uitgesponnen zijn | zouden uitgesponnen zijn | zouden uitgesponnen zijn |