uitsparen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitsparen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitsparen | uit te sparen | ||||||||
toekomend | zullen uitsparen uit zullen sparen |
te zullen uitsparen uit te zullen sparen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgespaard | te hebben uitgespaard | ||||||||
toekomend | uitgespaard zullen hebben | uitgespaard te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitsparend | uitgespaard | ev. spaar uit |
mv. verouderd spaart uit |
spare uit (bijzin) uitspare | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | spaar uit | spaart uit | spaart uit | spaart uit | spaart uit | sparen uit | sparen uit | sparen uit | |||
verleden (o.v.t.) | spaarde uit | spaarde uit | spaarde uit | spaarde uit | spaarde uit | spaarden uit | spaarden uit | spaarden uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitsparen | zult/zal uitsparen | zult/zal uitsparen | zult uitsparen | zal uitsparen | zullen uitsparen | zullen uitsparen | zullen uitsparen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitsparen | zou uitsparen | zou(dt) uitsparen | zoudt uitsparen | zou uitsparen | zouden uitsparen | zouden uitsparen | zouden uitsparen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitspaar | uitspaart | uitspaart | uitspaart | uitspaart | uitsparen | uitsparen | uitsparen | |||
verleden (o.v.t.) | uitspaarde | uitspaarde | uitspaarde | uitspaarde | uitspaarde | uitspaarden | uitspaarden | uitspaarden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitsparen uit zal sparen |
zult/zal uitsparen uit zult/zal sparen |
zult/zal uitsparen uit zult/zal sparen |
zult uitsparen uit zult sparen |
zal uitsparen uit zal sparen |
zullen uitsparen uit zullen sparen |
zullen uitsparen uit zullen sparen |
zullen uitsparen uit zullen sparen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitsparen uit zou sparen |
zou uitsparen uit zou sparen |
zou(dt) uitsparen uit zou(dt) sparen |
zoudt uitsparen uit zoudt sparen |
zou uitsparen uit zou sparen |
zouden uitsparen uit zouden sparen |
zouden uitsparen uit zouden sparen |
zouden uitsparen uit zouden sparen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgespaard | hebt uitgespaard | hebt/heeft uitgespaard | hebt uitgespaard | heeft uitgespaard | hebben uitgespaard | hebben uitgespaard | hebben uitgespaard | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgespaard | had uitgespaard | had uitgespaard | hadt uitgespaard | had uitgespaard | hadden uitgespaard | hadden uitgespaard | hadden uitgespaard | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgespaard hebben | zal/zult uitgespaard hebben | zult/zal uitgespaard hebben | zult uitgespaard hebben | zal uitgespaard hebben | zullen uitgespaard hebben | zullen uitgespaard hebben | zullen uitgespaard hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgespaard hebben | zou uitgespaard hebben | zou/zoudt uitgespaard hebben | zoudt uitgespaard hebben | zou uitgespaard hebben | zouden uitgespaard hebben | zouden uitgespaard hebben | zouden uitgespaard hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgespaard worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgespaard | er is uitgespaard | |||||||||
verleden | er werd uitgespaard | er was uitgespaard | |||||||||
toekomend | er zal uitgespaard worden | er zal uitgespaard zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgespaard worden | er zou uitgespaard zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgespaard worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgespaard worden | uitgespaard te worden | ||||||||
toekomend | uitgespaard zullen worden | uitgespaard te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgespaard zijn | uitgespaard te zijn | ||||||||
toekomend | uitgespaard zullen zijn | uitgespaard te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgespaard | wordt uitgespaard | wordt uitgespaard | wordt uitgespaard | wordt uitgespaard | worden uitgespaard | worden uitgespaard | worden uitgespaard | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgespaard | werd uitgespaard | werd uitgespaard | werdt uitgespaard | werd uitgespaard | werden uitgespaard | werden uitgespaard | werden uitgespaard | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgespaard worden | zult uitgespaard worden | zult uitgespaard worden | zult uitgespaard worden | zal uitgespaard worden | zullen uitgespaard worden | zullen uitgespaard worden | zullen uitgespaard worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgespaard worden | zou uitgespaard worden | zou/zoudt uitgespaard worden | zoudt uitgespaard worden | zou uitgespaard worden | zouden uitgespaard worden | zouden uitgespaard worden | zouden uitgespaard worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgespaard | bent uitgespaard | bent/is uitgespaard | zijt uitgespaard | is uitgespaard | zijn uitgespaard | zijn uitgespaard | zijn uitgespaard | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgespaard | was uitgespaard | was uitgespaard | waart uitgespaard | was uitgespaard | waren uitgespaard | waren uitgespaard | waren uitgespaard | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgespaard zijn | zult uitgespaard zijn | zult uitgespaard zijn | zult uitgespaard zijn | zal uitgespaard zijn | zullen uitgespaard zijn | zullen uitgespaard zijn | zullen uitgespaard zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgespaard zijn | zou uitgespaard zijn | zou/zoudt uitgespaard zijn | zoudt uitgespaard zijn | zou uitgespaard zijn | zouden uitgespaard zijn | zouden uitgespaard zijn | zouden uitgespaard zijn |