uitsmelten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitsmelten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitsmelten | uit te smelten | ||||||||
toekomend | zullen uitsmelten uit zullen smelten |
te zullen uitsmelten uit te zullen smelten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgesmolten | te hebben uitgesmolten | ||||||||
toekomend | uitgesmolten zullen hebben | uitgesmolten te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitsmeltend | uitgesmolten | ev. smelt uit |
mv. verouderd smelt uit |
smelte uit (bijzin) uitsmelte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | smelt uit | smelt uit | smelt uit | smelt uit | smelt uit | smelten uit | smelten uit | smelten uit | |||
verleden (o.v.t.) | smolt uit | smolt uit | smolt uit | smolt uit | smolt uit | smolten uit | smolten uit | smolten uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitsmelten | zult/zal uitsmelten | zult/zal uitsmelten | zult uitsmelten | zal uitsmelten | zullen uitsmelten | zullen uitsmelten | zullen uitsmelten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitsmelten | zou uitsmelten | zou(dt) uitsmelten | zoudt uitsmelten | zou uitsmelten | zouden uitsmelten | zouden uitsmelten | zouden uitsmelten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitsmelt | uitsmelt | uitsmelt | uitsmelt | uitsmelt | uitsmelten | uitsmelten | uitsmelten | |||
verleden (o.v.t.) | uitsmolt | uitsmolt | uitsmolt | uitsmolt | uitsmolt | uitsmolten | uitsmolten | uitsmolten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitsmelten uit zal smelten |
zult/zal uitsmelten uit zult/zal smelten |
zult/zal uitsmelten uit zult/zal smelten |
zult uitsmelten uit zult smelten |
zal uitsmelten uit zal smelten |
zullen uitsmelten uit zullen smelten |
zullen uitsmelten uit zullen smelten |
zullen uitsmelten uit zullen smelten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitsmelten uit zou smelten |
zou uitsmelten uit zou smelten |
zou(dt) uitsmelten uit zou(dt) smelten |
zoudt uitsmelten uit zoudt smelten |
zou uitsmelten uit zou smelten |
zouden uitsmelten uit zouden smelten |
zouden uitsmelten uit zouden smelten |
zouden uitsmelten uit zouden smelten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgesmolten | hebt uitgesmolten | hebt/heeft uitgesmolten | hebt uitgesmolten | heeft uitgesmolten | hebben uitgesmolten | hebben uitgesmolten | hebben uitgesmolten | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgesmolten | had uitgesmolten | had uitgesmolten | hadt uitgesmolten | had uitgesmolten | hadden uitgesmolten | hadden uitgesmolten | hadden uitgesmolten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgesmolten hebben | zal/zult uitgesmolten hebben | zult/zal uitgesmolten hebben | zult uitgesmolten hebben | zal uitgesmolten hebben | zullen uitgesmolten hebben | zullen uitgesmolten hebben | zullen uitgesmolten hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgesmolten hebben | zou uitgesmolten hebben | zou/zoudt uitgesmolten hebben | zoudt uitgesmolten hebben | zou uitgesmolten hebben | zouden uitgesmolten hebben | zouden uitgesmolten hebben | zouden uitgesmolten hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgesmolten worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgesmolten | er is uitgesmolten | |||||||||
verleden | er werd uitgesmolten | er was uitgesmolten | |||||||||
toekomend | er zal uitgesmolten worden | er zal uitgesmolten zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgesmolten worden | er zou uitgesmolten zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgesmolten worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgesmolten worden | uitgesmolten te worden | ||||||||
toekomend | uitgesmolten zullen worden | uitgesmolten te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgesmolten zijn | uitgesmolten te zijn | ||||||||
toekomend | uitgesmolten zullen zijn | uitgesmolten te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgesmolten | wordt uitgesmolten | wordt uitgesmolten | wordt uitgesmolten | wordt uitgesmolten | worden uitgesmolten | worden uitgesmolten | worden uitgesmolten | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgesmolten | werd uitgesmolten | werd uitgesmolten | werdt uitgesmolten | werd uitgesmolten | werden uitgesmolten | werden uitgesmolten | werden uitgesmolten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgesmolten worden | zult uitgesmolten worden | zult uitgesmolten worden | zult uitgesmolten worden | zal uitgesmolten worden | zullen uitgesmolten worden | zullen uitgesmolten worden | zullen uitgesmolten worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgesmolten worden | zou uitgesmolten worden | zou/zoudt uitgesmolten worden | zoudt uitgesmolten worden | zou uitgesmolten worden | zouden uitgesmolten worden | zouden uitgesmolten worden | zouden uitgesmolten worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgesmolten | bent uitgesmolten | bent/is uitgesmolten | zijt uitgesmolten | is uitgesmolten | zijn uitgesmolten | zijn uitgesmolten | zijn uitgesmolten | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgesmolten | was uitgesmolten | was uitgesmolten | waart uitgesmolten | was uitgesmolten | waren uitgesmolten | waren uitgesmolten | waren uitgesmolten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgesmolten zijn | zult uitgesmolten zijn | zult uitgesmolten zijn | zult uitgesmolten zijn | zal uitgesmolten zijn | zullen uitgesmolten zijn | zullen uitgesmolten zijn | zullen uitgesmolten zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgesmolten zijn | zou uitgesmolten zijn | zou/zoudt uitgesmolten zijn | zoudt uitgesmolten zijn | zou uitgesmolten zijn | zouden uitgesmolten zijn | zouden uitgesmolten zijn | zouden uitgesmolten zijn |