• uit·ge·re·gend
vervoeging van: uitregenen…
verbogen vorm: uitgeregende

uitgeregend

  1. voltooid deelwoord van uitregenen
stellend
onverbogen uitgeregend
verbogen uitgeregende
partitief uitgeregends

uitgeregend

  1. met heel veel regen
    • Een uitgeregende etappe met André Greipel in de kopgroep. Ondanks een paar late uitvallen werd er toch gesprint in Lanaken. [1] 
    • Tijdens een uitgeregende oefensessie op het trainingscomplex in Tubeke stonden 24 veldspelers en 4 doelmannen op het veld. Thibaut Courtois, die woensdag nog binnen bleef met maag- en darmklachten, was opnieuw van de partij. [2]