uitregenen
- Geluid: uitregenen (hulp, bestand)
- uit·re·ge·nen
- samenstelling van uit en regenen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitregenen |
regende uit |
uitgeregend |
zwak -d | volledig |
uitregenen
- ergatief door regenval gedoofd worden
- We hingen een grondzeil over het vuur om te voorkomen dat het uitregende.
- ergatief door regenval geen doorgang hebben of mislukken
- Het hele festival was uitgeregend.
- ergatief door regenval geheel zijn vocht verliezen
- Het leek wel of alle wolken besloten hadden boven onze hoofden uit te regenen; er kwam geen eind aan.
- Het woord uitregenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.