• twee·klep·pig
stellend
onverbogen tweekleppig
verbogen tweekleppige
partitief tweekleppigs

tweekleppig

  1. (dierkunde) behorend of met betrekking tot weekdieren die zich beschermen met twee spiegelbeeldig aan elkaar vastzittende schelpen
     Britse paleontologen hebben het oudste mannelijke dier tot nu toe ontdekt in een aardlaag van 425 miljoen jaar oud in het Engelse Herefordshire. Het gaat om een mosselkreeftje, ook wel ostracode genoemd, een tweekleppig schaaldier.[3]
  2. met twee beweeglijke platte deksels
     De vrucht is eenhokkig en tweekleppig.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Sander Voormolen
    “Mosselkreeftje is met 425 miljoen jaar het oudste mannetje” (6 december 2003) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Kees Dikken
    “Wilg” (2 februari 2012) op atvbarendrecht.nl