tweekleppig
- Geluid: tweekleppig (hulp, bestand)
- IPA: / tweˈklɛpəx / (3 lettergrepen)
- twee·klep·pig
- samenstellende afleiding van twee ht en klep zn met het achtervoegsel -ig [1] [2]
- [1] terugvorming uit tweekleppigen
stellend | |
---|---|
onverbogen | tweekleppig |
verbogen | tweekleppige |
partitief | tweekleppigs |
tweekleppig
- (dierkunde) behorend of met betrekking tot weekdieren die zich beschermen met twee spiegelbeeldig aan elkaar vastzittende schelpen
- ▸ Britse paleontologen hebben het oudste mannelijke dier tot nu toe ontdekt in een aardlaag van 425 miljoen jaar oud in het Engelse Herefordshire. Het gaat om een mosselkreeftje, ook wel ostracode genoemd, een tweekleppig schaaldier.[3]
- met twee beweeglijke platte deksels
- ▸ De vrucht is eenhokkig en tweekleppig.[4]
- [1] tweeschalig
- [1] tweekleppige zn
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Sander Voormolen“Mosselkreeftje is met 425 miljoen jaar het oudste mannetje” (6 december 2003) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie Kees Dikken“Wilg” (2 februari 2012) op atvbarendrecht.nl
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord tweekleppig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.