tuz
Niet te verwarren met: toz |
- tuz
- Afkomstig van het Arabische woord "summaq"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | tuz | tuzlar |
genitief | tuzun | tuzların |
datief | tuza | tuzlara |
accusatief | tuzu | tuzları |
locatief | tuzda | tuzlarda |
ablatief | tuzdan | tuzlardan |
tuz
- (specerij) zout, keukenzout, natriumchloride
- «Bana tuzu ve biberi uzat lütfen.»
- Geef me het zout en de peper, alsjeblieft.
- «Bana tuzu ve biberi uzat lütfen.»
- (scheikunde) zout (chemische verbinding bestaande uit positieve en negatieve ionen)
- [1]: sodyum klorür
- [1]: sofra tuzu
- [1]: yemek tuzu
- [1]: tuzlu su
zout water
- [1]: tuz kabuğu
zoutkorst
- [1]: tuz madeni
zoutmijn
- [1]: çorbada tuzu bulunmak
ergens de hand in hebben (letterlijk: de soep gezouten hebben)
- [1]: kaya tuzu
- [1]: tuz serpmek
zout strooien
- Zie Wikipedia voor meer informatie.