tukker
Niet te verwarren met: Tukker |
- tuk·ker
- [1] klanknabootsing van het geluid dan de putter maakt [1] [2]
- [2] bij uitbreiding van betekenis 1. „putter” of afgeleid met het achtervoegsel -er van tukken ww in de betekenis "rukken" vanwege de manier van bewegen [2]
- [3] (figuurlijk) gebruik van betekenis 2. „kneu”, vergelijk heikneuter of afgeleid met het achtervoegsel -er van tukken ww in de betekenis "dutten" vanwege de vermeende traagheid van handelen [3] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tukker | tukkers |
verkleinwoord | - | - |
de tukker m
- (zangvogels) bepaald soort kleine bontgekleurde vink Carduelis carduelis
- (zangvogels) bepaald soort vinkachtige Linaria cannabina
- (schertsend) bewoner van Twente of iemand die daar vandaan komt
- [1] distelvink, putter
- [2] kneu
- [3] Twentenaar
- Het woord tukker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tukker" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
39 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.