tuinen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van tuinen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		tuinen			te tuinen
	toekomend		zullen tuinen			te zullen tuinen
voltooid	tegenwoordig		hebben getuind			te hebben getuind
	toekomend		getuind zullen hebben			getuind te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	tuinend		getuind			ev. tuin	mv. verouderd tuint	tuine
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	tuin	tuint	tuint	tuint	tuint	tuinen	tuinen	tuinen
verleden (o.v.t.)	tuinde	tuinde	tuinde	tuinde	tuinde	tuinden	tuinden	tuinden
toekomend (o.t.t.t.)	zal tuinen	zult/zal tuinen	zult/zal tuinen	zult tuinen	zal tuinen	zullen tuinen	zullen tuinen	zullen tuinen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou tuinen	zou tuinen	zou(dt) tuinen	zoudt tuinen	zou tuinen	zouden tuinen	zouden tuinen	zouden tuinen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb getuind	hebt getuind	hebt/heeft getuind	hebt getuind	heeft getuind	hebben getuind	hebben getuind	hebben getuind
verleden (v.v.t.)	had getuind	had getuind	had getuind	hadt getuind	had getuind	hadden getuind	hadden getuind	hadden getuind
toekomend (v.t.t.t.)	zal getuind hebben	zal/zult getuind hebben	zult/zal getuind hebben	zult getuind hebben	zal getuind hebben	zullen getuind hebben	zullen getuind hebben	zullen getuind hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou getuind hebben	zou getuind hebben	zou/zoudt getuind hebben	zoudt getuind hebben	zou getuind hebben	zouden getuind hebben	zouden getuind hebben	zouden getuind hebben
onpersoonlijke lijdende vorm getuind worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt getuind				er is getuind
verleden	er werd getuind				er was getuind
toekomend	er zal getuind worden				er zal getuind zijn
voorwaardelijk	er zou getuind worden				er zou getuind zijn
lijdende vorm getuind worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		getuind worden			getuind te worden
	toekomend		getuind zullen worden			getuind te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		getuind zijn			getuind te zijn
	toekomend		getuind zullen zijn			getuind te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word getuind	wordt getuind	wordt getuind	wordt getuind	wordt getuind	worden getuind	worden getuind	worden getuind
verleden (o.v.t.)	werd getuind	werd getuind	werd getuind	werdt getuind	werd getuind	werden getuind	werden getuind	werden getuind
toekomend (o.t.t.t.)	zal getuind worden	zult getuind worden	zult getuind worden	zult getuind worden	zal getuind worden	zullen getuind worden	zullen getuind worden	zullen getuind worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou getuind worden	zou getuind worden	zou/zoudt getuind worden	zoudt getuind worden	zou getuind worden	zouden getuind worden	zouden getuind worden	zouden getuind worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben getuind	bent getuind	bent/is getuind	zijt getuind	is getuind	zijn getuind	zijn getuind	zijn getuind
verleden (v.v.t.)	was getuind	was getuind	was getuind	waart getuind	was getuind	waren getuind	waren getuind	waren getuind
toekomend (v.t.t.t.)	zal getuind zijn	zult getuind zijn	zult getuind zijn	zult getuind zijn	zal getuind zijn	zullen getuind zijn	zullen getuind zijn	zullen getuind zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou getuind zijn	zou getuind zijn	zou/zoudt getuind zijn	zoudt getuind zijn	zou getuind zijn	zouden getuind zijn	zouden getuind zijn	zouden getuind zijn