tuinbroek
- tuin·broek
- samenstelling van tuin en broek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tuinbroek | tuinbroeken |
verkleinwoord | tuinbroekje | tuinbroekjes |
- (kleding) een mouwloze overal met gespen
- Een tuinbroek werd in de jaren 1970 veel gedragen door geëmancipeerde vrouwen.
- ▸ Tijdens het liften naar het boerendorp Trout Lake, verscholen in de bergen van Washington, werd ik opgepikt door een vriendelijke, oude man in een versleten tuinbroek, houthakkersoverhemd en een pistool aan zijn riem.[1]
1. een mouwloze overal met gespen
- Het woord tuinbroek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tuinbroek" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be