tuimelaar
- tui·me·laar
- In de betekenis van ‘walvisachtige’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
- Naamwoord van handeling van tuimelen met het achtervoegsel -aar [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tuimelaar | tuimelaars |
verkleinwoord | tuimelaartje | tuimelaartjes |
de tuimelaar m
- (walvisachtigen) Tursiops truncatus , dolfijnsoort met robuust gestroomlijnd lichaam
- (speelgoed) zich vanzelf weer oprichtend stuk kinderspeelgoed
- (elektrotechniek) bepaald type schakelaar
- (motortechniek), een onderdeel tussen nokkenas en cilinderklep
- (kevers) Cybister lateralimarginalis een kever uit de familie waterroofkevers (Dytiscidae)
- tuimelaars, dolfijnen, walvisachtigen, tandwalvissen, walvisachtigen, zoogdieren, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- Indien tuimelaar wordt beschouwd als individu van de familie of andere groep tuimelaars zie dan Hyponiemen tuimelaars
1. Tursiops truncatus, dolfijnsoort met robuust gestroomlijnd lichaam
- Het woord tuimelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tuimelaar" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tuimelaar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tuimelaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be