Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeep·tui·me·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zeeptuimelaar zeeptuimelaars
verkleinwoord zeeptuimelaartje zeeptuimelaartjes

Zelfstandig naamwoord

de zeeptuimelaarm

  1. een kogelvormig vaatje voor vloeibare zeep dat in een tuimelende houder is opgehangen
    • De zeeptuimelaar op uw wc is leeg, meneer. 

Gangbaarheid