trimer
trimer
- (spreektaal) ploeteren, zich afbeulen
- «Pour être beau sur la plage, faut trimer à la salle!»
- Om er goed uit te zien op het strand moet je eerst zwoegen in de gymzaal! [1]
- «Pour être beau sur la plage, faut trimer à la salle!»
- IPA: /trɪmɛr/
- tri·mer
- Zie Wikipedia voor meer informatie.