Trekschuit bij Nieuwer-Amstel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trek·schuit
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘door mensen of paarden voortgetrokken vaartuig’ voor het eerst aangetroffen in 1656 [1]
  • samenstelling van  trek  en  schuit  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord trekschuit trekschuiten
verkleinwoord trekschuitje trekschuitjes

Zelfstandig naamwoord

de trekschuitv / m

  1. (scheepvaart) vaartuig zonder krachtbron dat door trekpaarden op een jaagpad naast een kanaal werd voortbewogen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen