Rolpaal bij Leenstertil Groningen

Nederlands

Uitspraak


Woordafbreking
  • rol·paal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rolpaal rolpalen
verkleinwoord rolpaaltje rolpaaltjes

Zelfstandig naamwoord

de rolpaalm

  1. (scheepvaart) (verouderd) langs waterwegen bij bochten vertikaal opgestelde draaibare houten palen waar bij het scheepsjagen de jaaglijn omheen kon worden geslagen om bij het jagen het schip vrij van de wal te houden
    • Hier en daar is nog wel een rolpaal bewaard gebleven. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

52 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be