• trek·ke·rig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen trekkerig trekkeriger trekkerigst
verbogen trekkerige trekkerigere trekkerigste
partitief trekkerigs trekkerigers -

trekkerig [1]

  1. met rukjes
    • De dwergvleermuis jaagt over water en weilanden, langs heggen en bosranden en bij lantaarnpalen. De vlucht is snel en trekkerig. De dwergvleermuis jaagt op kleine insecten, voornamelijk mugjes en schietmotten, maar ook motten en gaasvliegen. [2] 
  2. met windvlagen
86 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[3]