• trans·pa·ran·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord transparantie -
verkleinwoord - -

de transparantiev

  1. doorzichtbaarheid.
    • Dit papier heeft een grote transparantie. 
  2. (natuurkunde) de verhouding van de intensiteit van het doorgelaten licht tot die van het opvallende licht
    • De transparantie van dit voorwerp is groot. 
  3. openheid, duidelijkheid
    • "Transparantie banken ondermaats " [2] 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]