traceren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van traceren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | traceren | te traceren | ||||||||
toekomend | zullen traceren | te zullen traceren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben getraceerd | te hebben getraceerd | ||||||||
toekomend | getraceerd zullen hebben | getraceerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
tracerend | getraceerd | ev. traceer |
mv. verouderd traceert |
tracere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | traceer | traceert | traceert | traceert | traceert | traceren | traceren | traceren | |||
verleden (o.v.t.) | traceerde | traceerde | traceerde | traceerde | traceerde | traceerden | traceerden | traceerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal traceren | zult/zal traceren | zult/zal traceren | zult traceren | zal traceren | zullen traceren | zullen traceren | zullen traceren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou traceren | zou traceren | zou(dt) traceren | zoudt traceren | zou traceren | zouden traceren | zouden traceren | zouden traceren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb getraceerd | hebt getraceerd | hebt/heeft getraceerd | hebt getraceerd | heeft getraceerd | hebben getraceerd | hebben getraceerd | hebben getraceerd | |||
verleden (v.v.t.) | had getraceerd | had getraceerd | had getraceerd | hadt getraceerd | had getraceerd | hadden getraceerd | hadden getraceerd | hadden getraceerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal getraceerd hebben | zal/zult getraceerd hebben | zult/zal getraceerd hebben | zult getraceerd hebben | zal getraceerd hebben | zullen getraceerd hebben | zullen getraceerd hebben | zullen getraceerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getraceerd hebben | zou getraceerd hebben | zou/zoudt getraceerd hebben | zoudt getraceerd hebben | zou getraceerd hebben | zouden getraceerd hebben | zouden getraceerd hebben | zouden getraceerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm getraceerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt getraceerd | er is getraceerd | |||||||||
verleden | er werd getraceerd | er was getraceerd | |||||||||
toekomend | er zal getraceerd worden | er zal getraceerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou getraceerd worden | er zou getraceerd zijn | |||||||||
lijdende vorm getraceerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | getraceerd worden | getraceerd te worden | ||||||||
toekomend | getraceerd zullen worden | getraceerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | getraceerd zijn | getraceerd te zijn | ||||||||
toekomend | getraceerd zullen zijn | getraceerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word getraceerd | wordt getraceerd | wordt getraceerd | wordt getraceerd | wordt getraceerd | worden getraceerd | worden getraceerd | worden getraceerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd getraceerd | werd getraceerd | werd getraceerd | werdt getraceerd | werd getraceerd | werden getraceerd | werden getraceerd | werden getraceerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal getraceerd worden | zult getraceerd worden | zult getraceerd worden | zult getraceerd worden | zal getraceerd worden | zullen getraceerd worden | zullen getraceerd worden | zullen getraceerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou getraceerd worden | zou getraceerd worden | zou/zoudt getraceerd worden | zoudt getraceerd worden | zou getraceerd worden | zouden getraceerd worden | zouden getraceerd worden | zouden getraceerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben getraceerd | bent getraceerd | bent/is getraceerd | zijt getraceerd | is getraceerd | zijn getraceerd | zijn getraceerd | zijn getraceerd | |||
verleden (v.v.t.) | was getraceerd | was getraceerd | was getraceerd | waart getraceerd | was getraceerd | waren getraceerd | waren getraceerd | waren getraceerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal getraceerd zijn | zult getraceerd zijn | zult getraceerd zijn | zult getraceerd zijn | zal getraceerd zijn | zullen getraceerd zijn | zullen getraceerd zijn | zullen getraceerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getraceerd zijn | zou getraceerd zijn | zou/zoudt getraceerd zijn | zoudt getraceerd zijn | zou getraceerd zijn | zouden getraceerd zijn | zouden getraceerd zijn | zouden getraceerd zijn |