traagzaam
- traag·zaam
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | traagzaam | traagzamer | traagzamerst |
verbogen | traagzame | traagzamere | traagzamerste |
partitief | traagzaams | traagzamers | - |
traagzaam [1]
- traag, langzaam, stroperig
- ▸ Traagzaam sleept dit programma zich naar de apotheose. Intussen zijn de drie resterende pop-ups in Blankenberge aangekomen, waar hen nog een verrassing wacht: er moet er dan toch nog eentje afvallen (in de betekenis van wegvallen). Dat gebeurt over een goeie week, op de finale is het nog drie weken wachten.[2]
- Het woord traagzaam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "traagzaam" herkend door:
26 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “In het wild, het stadion of de hoerenbuurt?” (13/04/2017), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be