Huidig
bestand
46
  • -zaam

-zaam

  1. vormt bijvoeglijke naamwoorden uit werkwoorden en andere woorden
    1. in staat tot het genoemde
    2. geneigd tot het genoemde, gezind tot het genoemde
    3. vol van het genoemde, met veel van het genoemde, blijvend van het genoemde
    • Heil → heilzaam. 
    • Buigen → buigzaam. 
    • Deugen → deugd → deugdzaam. 
    • Voegen → voegzaam.