-zaam
Huidig bestand |
---|
46 |
- IPA: /zam/
- -zaam
-zaam
- vormt bijvoeglijke naamwoorden uit werkwoorden en andere woorden
- in staat tot het genoemde
- geneigd tot het genoemde, gezind tot het genoemde
- vol van het genoemde, met veel van het genoemde, blijvend van het genoemde
- Heil → heilzaam.
- Buigen → buigzaam.
- Deugen → deugd → deugdzaam.
- Voegen → voegzaam.
|