toxicum
- toxi·cum
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toxicum | toxica toxicums |
verkleinwoord | - | - |
het toxicum o
- stof die ziek of dood maakt
- Bedrog heeft van Ostaijen echter zeker niet gepleegd: hij schreef niet meer dan een drietal roesgedichten (Barbaarse Dans, De Marsch van de Hete Zomer, Angst) en had zich voorgenomen ze nooit te publiceren. Maar dat een gedicht waarvan wij hier hopen aan te tonen dat het eigenlijk geen andere dan door een toxicum verwekte waarnemingen, gevoelens en gedachten vertolkt, wel een herwaardering kan verdragen, dát kan moeilijk betwist worden. [3]
- Het woord toxicum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toxicum" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ toxicum op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Van Acker, K."Literaire kroniek. Barbaarse Dans van Paul van Ostaijen" in: Streven. jrg. 11 nr. 2 (juni 1958) Desclee de Brouwer, Brugge / Brussel / Leuven; p. 863; geraadpleegd 2019-02-07
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ˈtok.si.kum/
toxicum o
- (vergif)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | toxicum | toxica |
genitief | toxicī | toxicōrum |
datief | toxicō | toxicīs |
accusatief | toxicum | toxica |
vocatief | toxicum | toxica |
ablatief | toxicō | toxicīs |