tormenteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van tormenteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | tormenteren | te tormenteren | ||||||||
toekomend | zullen tormenteren | te zullen tormenteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben getormenteerd | te hebben getormenteerd | ||||||||
toekomend | getormenteerd zullen hebben | getormenteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
tormenterend | getormenteerd | ev. tormenteer |
mv. verouderd tormenteert |
tormentere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | tormenteer | tormenteert | tormenteert | tormenteert | tormenteert | tormenteren | tormenteren | tormenteren | |||
verleden (o.v.t.) | tormenteerde | tormenteerde | tormenteerde | tormenteerde | tormenteerde | tormenteerden | tormenteerden | tormenteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal tormenteren | zult/zal tormenteren | zult/zal tormenteren | zult tormenteren | zal tormenteren | zullen tormenteren | zullen tormenteren | zullen tormenteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tormenteren | zou tormenteren | zou(dt) tormenteren | zoudt tormenteren | zou tormenteren | zouden tormenteren | zouden tormenteren | zouden tormenteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb getormenteerd | hebt getormenteerd | hebt/heeft getormenteerd | hebt getormenteerd | heeft getormenteerd | hebben getormenteerd | hebben getormenteerd | hebben getormenteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had getormenteerd | had getormenteerd | had getormenteerd | hadt getormenteerd | had getormenteerd | hadden getormenteerd | hadden getormenteerd | hadden getormenteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal getormenteerd hebben | zal/zult getormenteerd hebben | zult/zal getormenteerd hebben | zult getormenteerd hebben | zal getormenteerd hebben | zullen getormenteerd hebben | zullen getormenteerd hebben | zullen getormenteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getormenteerd hebben | zou getormenteerd hebben | zou/zoudt getormenteerd hebben | zoudt getormenteerd hebben | zou getormenteerd hebben | zouden getormenteerd hebben | zouden getormenteerd hebben | zouden getormenteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm getormenteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt getormenteerd | er is getormenteerd | |||||||||
verleden | er werd getormenteerd | er was getormenteerd | |||||||||
toekomend | er zal getormenteerd worden | er zal getormenteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou getormenteerd worden | er zou getormenteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm getormenteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | getormenteerd worden | getormenteerd te worden | ||||||||
toekomend | getormenteerd zullen worden | getormenteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | getormenteerd zijn | getormenteerd te zijn | ||||||||
toekomend | getormenteerd zullen zijn | getormenteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word getormenteerd | wordt getormenteerd | wordt getormenteerd | wordt getormenteerd | wordt getormenteerd | worden getormenteerd | worden getormenteerd | worden getormenteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd getormenteerd | werd getormenteerd | werd getormenteerd | werdt getormenteerd | werd getormenteerd | werden getormenteerd | werden getormenteerd | werden getormenteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal getormenteerd worden | zult getormenteerd worden | zult getormenteerd worden | zult getormenteerd worden | zal getormenteerd worden | zullen getormenteerd worden | zullen getormenteerd worden | zullen getormenteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou getormenteerd worden | zou getormenteerd worden | zou/zoudt getormenteerd worden | zoudt getormenteerd worden | zou getormenteerd worden | zouden getormenteerd worden | zouden getormenteerd worden | zouden getormenteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben getormenteerd | bent getormenteerd | bent/is getormenteerd | zijt getormenteerd | is getormenteerd | zijn getormenteerd | zijn getormenteerd | zijn getormenteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was getormenteerd | was getormenteerd | was getormenteerd | waart getormenteerd | was getormenteerd | waren getormenteerd | waren getormenteerd | waren getormenteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal getormenteerd zijn | zult getormenteerd zijn | zult getormenteerd zijn | zult getormenteerd zijn | zal getormenteerd zijn | zullen getormenteerd zijn | zullen getormenteerd zijn | zullen getormenteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getormenteerd zijn | zou getormenteerd zijn | zou/zoudt getormenteerd zijn | zoudt getormenteerd zijn | zou getormenteerd zijn | zouden getormenteerd zijn | zouden getormenteerd zijn | zouden getormenteerd zijn |