toewenden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van toewenden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toewenden | toe te wenden | ||||||||
toekomend | zullen toewenden toe zullen wenden |
te zullen toewenden toe te zullen wenden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben toegewend | te hebben toegewend | ||||||||
toekomend | toegewend zullen hebben | toegewend te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
toewendend | toegewend | ev. wend toe |
mv. verouderd wendt toe |
wende toe (bijzin) toewende | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | wend toe | wendt toe | wendt toe | wendt toe | wendt toe | wenden toe | wenden toe | wenden toe | |||
verleden (o.v.t.) | wendde toe | wendde toe | wendde toe | wendde toe | wendde toe | wendden toe | wendden toe | wendden toe | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toewenden | zult/zal toewenden | zult/zal toewenden | zult toewenden | zal toewenden | zullen toewenden | zullen toewenden | zullen toewenden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toewenden | zou toewenden | zou(dt) toewenden | zoudt toewenden | zou toewenden | zouden toewenden | zouden toewenden | zouden toewenden | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | toewend | toewendt | toewendt | toewendt | toewendt | toewenden | toewenden | toewenden | |||
verleden (o.v.t.) | toewendde | toewendde | toewendde | toewendde | toewendde | toewendden | toewendden | toewendden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toewenden toe zal wenden |
zult/zal toewenden toe zult/zal wenden |
zult/zal toewenden toe zult/zal wenden |
zult toewenden toe zult wenden |
zal toewenden toe zal wenden |
zullen toewenden toe zullen wenden |
zullen toewenden toe zullen wenden |
zullen toewenden toe zullen wenden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toewenden toe zou wenden |
zou toewenden toe zou wenden |
zou(dt) toewenden toe zou(dt) wenden |
zoudt toewenden toe zoudt wenden |
zou toewenden toe zou wenden |
zouden toewenden toe zouden wenden |
zouden toewenden toe zouden wenden |
zouden toewenden toe zouden wenden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb toegewend | hebt toegewend | hebt/heeft toegewend | hebt toegewend | heeft toegewend | hebben toegewend | hebben toegewend | hebben toegewend | |||
verleden (v.v.t.) | had toegewend | had toegewend | had toegewend | hadt toegewend | had toegewend | hadden toegewend | hadden toegewend | hadden toegewend | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegewend hebben | zal/zult toegewend hebben | zult/zal toegewend hebben | zult toegewend hebben | zal toegewend hebben | zullen toegewend hebben | zullen toegewend hebben | zullen toegewend hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegewend hebben | zou toegewend hebben | zou/zoudt toegewend hebben | zoudt toegewend hebben | zou toegewend hebben | zouden toegewend hebben | zouden toegewend hebben | zouden toegewend hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm toegewend worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt toegewend | er is toegewend | |||||||||
verleden | er werd toegewend | er was toegewend | |||||||||
toekomend | er zal toegewend worden | er zal toegewend zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou toegewend worden | er zou toegewend zijn | |||||||||
lijdende vorm toegewend worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toegewend worden | toegewend te worden | ||||||||
toekomend | toegewend zullen worden | toegewend te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | toegewend zijn | toegewend te zijn | ||||||||
toekomend | toegewend zullen zijn | toegewend te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word toegewend | wordt toegewend | wordt toegewend | wordt toegewend | wordt toegewend | worden toegewend | worden toegewend | worden toegewend | |||
verleden (o.v.t.) | werd toegewend | werd toegewend | werd toegewend | werdt toegewend | werd toegewend | werden toegewend | werden toegewend | werden toegewend | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toegewend worden | zult toegewend worden | zult toegewend worden | zult toegewend worden | zal toegewend worden | zullen toegewend worden | zullen toegewend worden | zullen toegewend worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toegewend worden | zou toegewend worden | zou/zoudt toegewend worden | zoudt toegewend worden | zou toegewend worden | zouden toegewend worden | zouden toegewend worden | zouden toegewend worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben toegewend | bent toegewend | bent/is toegewend | zijt toegewend | is toegewend | zijn toegewend | zijn toegewend | zijn toegewend | |||
verleden (v.v.t.) | was toegewend | was toegewend | was toegewend | waart toegewend | was toegewend | waren toegewend | waren toegewend | waren toegewend | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegewend zijn | zult toegewend zijn | zult toegewend zijn | zult toegewend zijn | zal toegewend zijn | zullen toegewend zijn | zullen toegewend zijn | zullen toegewend zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegewend zijn | zou toegewend zijn | zou/zoudt toegewend zijn | zoudt toegewend zijn | zou toegewend zijn | zouden toegewend zijn | zouden toegewend zijn | zouden toegewend zijn |