toeschijnen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van toeschijnen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toeschijnen | toe te schijnen | ||||||
toekomend | zullen toeschijnen toe zullen schijnen |
te zullen toeschijnen toe te zullen schijnen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben toegeschenen | te hebben toegeschenen | ||||||
toekomend | toegeschenen zullen hebben | toegeschenen te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
toeschijnend | toegeschenen | ev. schijn toe |
mv. verouderd schijnt toe |
schijne toe (bijzin) toeschijne | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | schijn toe | schijnt toe | schijnt toe | schijnt toe | schijnt toe | schijnen toe | schijnen toe | schijnen toe | |
verleden (o.v.t.) | scheen toe | scheen toe | scheen toe | scheen toe | scheen toe | schenen toe | schenen toe | schenen toe | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal toeschijnen | zult/zal toeschijnen | zult/zal toeschijnen | zult toeschijnen | zal toeschijnen | zullen toeschijnen | zullen toeschijnen | zullen toeschijnen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toeschijnen | zou toeschijnen | zou(dt) toeschijnen | zoudt toeschijnen | zou toeschijnen | zouden toeschijnen | zouden toeschijnen | zouden toeschijnen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | toeschijn | toeschijnt | toeschijnt | toeschijnt | toeschijnt | toeschijnen | toeschijnen | toeschijnen | |
verleden (o.v.t.) | toescheen | toescheen | toescheen | toescheen | toescheen | toeschenen | toeschenen | toeschenen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal toeschijnen toe zal schijnen |
zult/zal toeschijnen toe zult/zal schijnen |
zult/zal toeschijnen toe zult/zal schijnen |
zult toeschijnen toe zult schijnen |
zal toeschijnen toe zal schijnen |
zullen toeschijnen toe zullen schijnen |
zullen toeschijnen toe zullen schijnen |
zullen toeschijnen toe zullen schijnen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toeschijnen toe zou schijnen |
zou toeschijnen toe zou schijnen |
zou(dt) toeschijnen toe zou(dt) schijnen |
zoudt toeschijnen toe zoudt schijnen |
zou toeschijnen toe zou schijnen |
zouden toeschijnen toe zouden schijnen |
zouden toeschijnen toe zouden schijnen |
zouden toeschijnen toe zouden schijnen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb toegeschenen | hebt toegeschenen | hebt/heeft toegeschenen | hebt toegeschenen | heeft toegeschenen | hebben toegeschenen | hebben toegeschenen | hebben toegeschenen | |
verleden (v.v.t.) | had toegeschenen | had toegeschenen | had toegeschenen | hadt toegeschenen | had toegeschenen | hadden toegeschenen | hadden toegeschenen | hadden toegeschenen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegeschenen hebben | zal/zult toegeschenen hebben | zult/zal toegeschenen hebben | zult toegeschenen hebben | zal toegeschenen hebben | zullen toegeschenen hebben | zullen toegeschenen hebben | zullen toegeschenen hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegeschenen hebben | zou toegeschenen hebben | zou/zoudt toegeschenen hebben | zoudt toegeschenen hebben | zou toegeschenen hebben | zouden toegeschenen hebben | zouden toegeschenen hebben | zouden toegeschenen hebben |