• tijds·ge·wricht
enkelvoud meervoud
naamwoord tijdsgewricht tijdsgewrichten
verkleinwoord

het tijdsgewrichto

  1. een periode met bepaalde kenmerken die het onderscheidt van andere tijdperken
    • ,,In een tijdsgewricht waarin alle landen vanwege terreurdreiging en migratiestromen belangrijke waarde hechten aan grenscontroles en beveiliging, moet dit uiteraard zorgvuldig en in nauw overleg met de betrokken landen en uitvoeringsorganisaties gebeuren, betoogt de staatssecretaris. ,,Dit kost tijd, benadrukt zij fijntjes. [2] 
    • John de Mol bezit de de Talpazenders SBS 6, SBS 9, NET 5, Veronica, maar ook radiozenders 538, Veronica, Sky en Radio 10. Hij wil niet alleen de concurrentie aangaan met RTL, maar ook met publieke omroepen. Volgens columniste Angela de Jong kan dat best lukken als Slagter naar Talpa gaat. ,,Niet alleen zou hij daarmee concurrent NPO een gevoelige slag toebrengen, belangrijker is dat hij daarmee iemand binnenhaalt die feilloos aanvoelt waar een groot deel van Nederland graag die ouderwetse televisie voor aanzet in dit Netflix-tijdsgewricht. [3] 
    • Kosten noch moeite zijn gespaard om een zo realistisch beeld te geven van de maatschappij in dit tijdsgewricht waar de tegenstellingen tussen arm en rijk bepalen wiens leven wel of niet gevaar loopt. [4]