Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • the·o·re·tisch
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘m.b.t. de theorie’ voor het eerst aangetroffen in 1694 [1]
  • Van het Duitse theoretisch met het achtervoegsel -isch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen theoretisch theoretischer
verbogen theoretische theoretischere
partitief theoretisch theoretischers -

Bijvoeglijk naamwoord

theoretisch

  1. wat niet perse in de werkelijkheid voorkomt, m.b.t. feiten en wetten berustende wetenschappelijke kennis die niet proefondervindelijk aan de praktijk is getoetst
    • Dat is slechts een theoretisch verschijnsel. 
     Theoretisch leek de oplossing heel eenvoudig. In de praktijk was het iets moeilijker.[2]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen