theezetten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van theezetten | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | theezetten | thee te zetten | ||||||
toekomend | zullen theezetten thee zullen zetten |
te zullen theezetten thee te zullen zetten | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben theegezet | te hebben theegezet | ||||||
toekomend | theegezet zullen hebben | theegezet te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
theezettend | theegezet | ev. zet thee |
mv. verouderd zet thee |
zette thee (bijzin) theezette | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | zet thee | zet thee | zet thee | zet thee | zet thee | zetten thee | zetten thee | zetten thee | |
verleden (o.v.t.) | zette thee | zette thee | zette thee | zette thee | zette thee | zetten thee | zetten thee | zetten thee | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal theezetten | zult/zal theezetten | zult/zal theezetten | zult theezetten | zal theezetten | zullen theezetten | zullen theezetten | zullen theezetten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou theezetten | zou theezetten | zou(dt) theezetten | zoudt theezetten | zou theezetten | zouden theezetten | zouden theezetten | zouden theezetten | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | theezet | theezet | theezet | theezet | theezet | theezetten | theezetten | theezetten | |
verleden (o.v.t.) | theezette | theezette | theezette | theezette | theezette | theezetten | theezetten | theezetten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal theezetten thee zal zetten |
zult/zal theezetten thee zult/zal zetten |
zult/zal theezetten thee zult/zal zetten |
zult theezetten thee zult zetten |
zal theezetten thee zal zetten |
zullen theezetten thee zullen zetten |
zullen theezetten thee zullen zetten |
zullen theezetten thee zullen zetten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou theezetten thee zou zetten |
zou theezetten thee zou zetten |
zou(dt) theezetten thee zou(dt) zetten |
zoudt theezetten thee zoudt zetten |
zou theezetten thee zou zetten |
zouden theezetten thee zouden zetten |
zouden theezetten thee zouden zetten |
zouden theezetten thee zouden zetten | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb theegezet | hebt theegezet | hebt/heeft theegezet | hebt theegezet | heeft theegezet | hebben theegezet | hebben theegezet | hebben theegezet | |
verleden (v.v.t.) | had theegezet | had theegezet | had theegezet | hadt theegezet | had theegezet | hadden theegezet | hadden theegezet | hadden theegezet | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal theegezet hebben | zal/zult theegezet hebben | zult/zal theegezet hebben | zult theegezet hebben | zal theegezet hebben | zullen theegezet hebben | zullen theegezet hebben | zullen theegezet hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou theegezet hebben | zou theegezet hebben | zou/zoudt theegezet hebben | zoudt theegezet hebben | zou theegezet hebben | zouden theegezet hebben | zouden theegezet hebben | zouden theegezet hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm theegezet worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt theegezet | er is theegezet | |||||||
verleden | er werd theegezet | er was theegezet | |||||||
toekomend | er zal theegezet worden | er zal theegezet zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou theegezet worden | er zou theegezet zijn |